by Ivn393
-
ivn393 0 plays | All rights reserved
Aan je rechterkant passeren we nu een stuk broekbos ofwel moerasbos. Deze bossen behoorden bij de in de 13e eeuw in dit gebied gebouwde boerderijen. Omdat het hele gebied erg nat was, leverde dit een bijzondere verdeling van de percelen op. De boerderijen zelf werden gebouwd op de hogere grond, en vervolgens liepen alle percelen in langgerekte stroken naar de dieper gelegen natte gebieden. Zo kreeg iedereen de beschikking over drogere en nattere gronden. De stroken waren 120 tot 300 meter breed, maar soms wel bijna 3 kilometer lang. Deze manier van verkavelen heet de boshoeveontginning en is in Nederland behoorlijk uniek.
Pachters op ieder perceel voerden het volledige boerenbedrijf uit: vlakbij de woningen begonnen de akkers, daarachter de weilanden, hooilanden en vervolgens werden de natste gebieden gebruikt voor het hakken van brandhout. In die tijd stonden er voornamelijk wilgen en elzen die tegen natte voeten konden. De takken werden gesnoeid en de stobben bleven staan om opnieuw weer uit te groeien. In het begin van de 20e eeuw werden er de zogenoemde rabatten gemaakt die je nu ziet. Er werden greppels gegraven en met het zand wat daaruit kwam werd de tussenliggende grond opgehoogd. Daar zijn vervolgens veel eiken op aangeplant. De eikenschors werd gebruikt in de leerlooierijen. Door de rabatten werden de bomen makkelijker bereikbaar.