Collection 'VENEL Fietsroute' by ivn1301
IVN Bernheze heeft een werkgroep van actieve leden wiens interesse ligt bij het onderhoud en ontwikkeling van het landschap.
Daarmee werken zij mee aan het verbeteren van de biodiversiteit.
Deze Fietsroute is aangelegd om de bezoeker een beeld te geven van de vele werkzaamheden die de VENELgroep door het jaar heen verricht.
Het knotten van bomen werd al in de prehistorie gedaan. Archeologen stelden vast dat bijvoorbeeld ten tijde van de Swifterbantcultuur (rond 4050-3450 v. Chr.) bomen op deze wijze werden gebruikt.
Waarschijnlijk fungeerden de takken als veevoer, als materiaal voor het maken van touw en bijenkorven en mogelijk ook voor andere doeleinden. Het was toen al met name de wilg die geknot werd.
Aan sloot- en grachtenkanten vormen knotbomen een versteviging van de oevers. Ze staan dan ook vooral aan de randen van waterlopen, kreken en geulen. Bij guur weer vormen ze in open weilanden een beschutting voor het vee tegen wind en regen.
Knothout vond eeuwenlang toepassing bij het maken van afscheidingen, beschoeiingen en zinkstukken. De klompenmaker gebruikte de zwaardere stammen, van stevige takken werden gereedschapstelen gemaakt terwijl de mandenvlechter en de bezemmaker juist behoefte hadden aan de dunne twijgen. Verder werd het geknotte hout ook als brandstof gebruikt.
Vooral oudere knotbomen herbergen allerlei planten en dieren. Menig steenuiltje vindt in een knotwilg zijn nestplaats. Ook andere vogels nestelen er.
Kleine knaagdieren en een groot aantal insecten wonen in knotbomen. Vlier, lijsterbes, braam, fluitenkruid, grassen, varens, mossen, paddenstoelen vinden een goede humusrijke voedingsbodem in vermolmde delen van oudere knotbomen.
De wilg is een van de eerste inheemse lentebloeiers. In het voorjaar zijn de bloemen, de wilgenkatjes, erg belangrijk voor de bijen.